beulen
Nederlands
Woordafbreking
- beu·len
Zelfstandig naamwoord
beulen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord beul
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beulen |
beulde |
gebeuld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beulen
- hard werken
- ...en dat alles in het Land beulde voor de menigvuldige zendelingen van een ſchrikbewind... [1]
Gangbaarheid
- Het woord beulen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beulen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Appelius, Jean H. (1801). De Staatsomwenteling van 1795, p. 5. Uitg.: Du Mortier en Zoon.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.