buffelen
Nederlands
Woordafbreking
- buf·fe·len
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gulzig eten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1858 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
buffelen |
buffelde |
gebuffeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
buffelen
- inergatief grote hoeveelheden eten
- Er werd gebuffeld dat het een lieve lust was.
- overgankelijk onder de voet lopen
- NAC [werd] onder het kunstgras gebuffeld[2]
Gangbaarheid
- Het woord buffelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buffelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.