bespeuren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·speu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespeuren
bespeurde
bespeurd
zwak -d volledig

Werkwoord

bespeuren

  1. overgankelijk met aanzienlijke moeite waarnemen, bemerken
    • Hij bespeurde daarin een poging de boel op te lichten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bespeuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.