besmettelijk
Nederlands
Woordafbreking
- be·smet·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | besmettelijk | besmettelijker | besmettelijkst |
verbogen | besmettelijke | besmettelijkere | besmettelijkste |
partitief | besmettelijks | besmettelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
besmettelijk
- (medisch) het vermogen hebbend gemakkelijk van persoon op persoon overgedragen te worden
- Dit is de besmettelijkste vorm van het virus.
Vertalingen
1. het vermogen hebbend gemakkelijk van persoon op persoon overgedragen te worden
|
Gangbaarheid
- Het woord besmettelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'besmettelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.