beploegen
![](../I/m/Fotothek_df_ps_0001755_Landschaften_%5E_H%C3%BCgellandschaften_-_Gebirgslandschaften.jpg)
1. geschikt maken voor de verbouw van gewassen door de bovenste bodemlaag te keren
Nederlands
Woordafbreking
- be·ploe·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beploegen |
beploegde |
beploegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beploegen
- overgankelijk (landbouw) geschikt maken voor de verbouw van gewassen door de bovenste bodemlaag te keren
- Wie hier loopt, moet houden van ver en vlak en uitgestrekt, dat wel. De tocht voert langs enorme lappen te beploegen akkergrond, bespikkeld met meeuwen. [2]
- overgankelijk (figuurlijk) bewerken of met inspanning doorkruisen
- Aan de muur van dit instituut hingen foto’s van gehavende Servische heiligdommen, platgebrande kerken en kloosters, kerkhoven die waren omgewoeld en met granaten beploegd. [3]
Gangbaarheid
- Het woord beploegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beploegen' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Roodnat, J. Nisse Braakmanpolder (5 april 2003) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-01-20
- Duijnhoven, S. van Mijn kudde wordt met uitsterven bedreigd (24 maart 2007) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-01-20
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.