beller

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bel·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van bellen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord beller bellers
verkleinwoord bellertje bellertjes

Zelfstandig naamwoord

beller m

  1. de persoon die opbelt

Gangbaarheid

  • Het woord beller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.