bekleed
Nederlands
Woordafbreking
- be·kleed
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van bekleden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bekleed | bekleder | bekleedst |
verbogen | beklede | bekledere | bekleedste |
partitief | bekleeds | bekleders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bekleed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bekleden |
bekleed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekleden
- Ik bekleed.
- gebiedende wijs van bekleden
- Bekleed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekleden
- Bekleed je?
- voltooid deelwoord van bekleden
Gangbaarheid
- Het woord bekleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bekleed' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.