bekleder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kle·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van bekleden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bekleder bekleders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bekleder m

  1. iemand die iets (een ambt) bekleedt
Hyponiemen

Bijvoeglijk naamwoord

bekleder

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van bekleed

Gangbaarheid

  • Het woord bekleder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.