beitelt uit
Nederlands
Woordafbreking
- bei·telt uit
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitbeitelen |
beitelt (…) uit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen
- Jij beitelt uit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitbeitelen
- Hij beitelt uit.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van uitbeitelen
- Beitelt uit!
Gangbaarheid
- Het woord beitelt uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.