bedrijfsongeval
Nederlands
Woordafbreking
- be·drijfs·on·ge·val
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bedrijf en ongeval met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrijfsongeval | bedrijfsongevallen |
verkleinwoord | bedrijfsongevalletje | bedrijfsongevalletjes |
Zelfstandig naamwoord
bedrijfsongeval o
- een gebeurtenis op het werk of in werktijd die onmiddellijk leidt tot schade aan de gezondheid
- 6. Affectieschade Verwanten van slachtoffers van gebeurtenissen die daarbij ernstig en blijvend letsel hebben opgelopen of zijn overleden, hebben recht op een schadevergoeding. De veroorzaker van het ongeval moet betalen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een bedrijfsongeval. De partner, de kinderen of de ouders van het slachtoffer kunnen een vergoeding krijgen van 12.500 tot 20.000 euro.[1]
- een klein foutje dat kan gebeuren tijdens de uitoefening van het werk
- Ik houd het op een bedrijfsongeval, omdat niemand rekening hield met de mogelijkheid dat Nederland zich niet zou plaatsen voor de eindronde van het EK Voetbal. Naar verwachting zou het de hele maand juni gaan over Oranje in Frankrijk, in juli over de Tour de France en in augustus over de Olympische Spelen in Rio. Wie lust er dan nog echt nieuws?[2]
Vertalingen
1. een gebeurtenis op het werk of in werktijd die onmiddellijk leidt tot schade aan de gezondheid
Gangbaarheid
- Het woord bedrijfsongeval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- NRC Arlen Poort 1 januari 2017
- NRC Hans Beerekamp 26 mei 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.