bedotter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dot·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling bedotten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bedotter bedotters
verkleinwoord bedottertje bedottertjes

Zelfstandig naamwoord

bedotter m [1]

  1. iemand die andere door leugens bedriegt
    • De stenen vliegen in de zon en alle mollen hebben elkaar opgegeten, vuur slaat uit zijn staart de salamander, maar het donker in zijn mond is afgelopen! Licht wil ik eten! Beddarg, beddarg: zwoen aast de bedotter en alle muntgeld gebroken. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'bedotter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
70 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.