bedding
Nederlands
Woordafbreking
- bed·ding
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van bed met het achtervoegsel -ing of naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord bedden met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedding | beddingen |
verkleinwoord | beddinkje | beddinkjes |
Zelfstandig naamwoord
bedding v
- de uitholling in het landschap waarin een stroom of beek zich voortbeweegt
- De bedding van de Eufraat heeft zich in de oudheid verplaatst, waardoor sommige steden in de woestijn kwamen te liggen en verlaten werden.
Hyponiemen
- ankerbedding, geschutbedding, kleibedding, rivierbedding, stroombedding, winterbedding, zomerbedding
Vertalingen
1. de uitholling in het landschap waarin een stroom of beek zich voortbeweegt
Gangbaarheid
- Het woord bedding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bedding' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.