basket
Nederlands
Woordafbreking
- bas·ket
Woordherkomst en -opbouw
- van het Engels (mand)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basket | baskets |
verkleinwoord | - | - |
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord basket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'basket' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
basket
- mand; een bak gemaakt van gevlochten rotan of tenen voorzien van een handvat.
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- [2] (verkorting) van basketball
Zelfstandig naamwoord
basket m
- «Rien de plus chic que les basket Dior.»
- Niets sjiekers dan Dior-basketbalschoenen. [1]
- «Rien de plus chic que les basket Dior.»
- (spreektaal) basketbal
- «Tous les vendredis, je joue au basket avec mes potes.»
- Iedere vrijdag speel ik basketbal met mijn maten. [1]
- «Tous les vendredis, je joue au basket avec mes potes.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.