baguette
Nederlands
![](../I/m/Nl-baguettes2.jpg)
Baguettes
Woordafbreking
- ba·guet·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stokbrood’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baguette | baguettes |
verkleinwoord | baguetje baguettetje |
baguetjes baguettetjes |
Zelfstandig naamwoord
baguette v / m [3]
- Ik haalde mijn baguette op de hoek van de straat en dronk als een Fransman koffie in het café aan de overkant (een euro). [4]
- rechthoekig stukje zilver (waaruit lepels en vorken gesmeed worden)
- langwerpig rechthoekig geslepen edelsteen
Gangbaarheid
- Het woord baguette staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'baguette' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "baguette" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- baguette op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 60
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.