baander
Nederlands
Woordafbreking
- baan·der
Woordherkomst en -opbouw
- (beroep) spinner in een touwslagerij
Afgeleide begrippen
- baanderdeur, baanderheer, baanderij
Werkwoord
vervoeging van |
---|
baanderen |
baander
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baanderen
- Ik baander.
- gebiedende wijs van baanderen
- Baander!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baanderen
- Baander je?
Gangbaarheid
- Het woord baander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.