autohuur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·huur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autohuur autohuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

autohuur v/m

  1. overeenkomst waarbij de verhuurder een auto ter beschikking stelt aan een huurder in ruil voor een vergoeding
    • De vakantieperiode komt er weer aan en menig Nederlander reist af naar het buitenland en huurt daar een auto. Maar hoe weer je je tegen autoverhuurders die je proberen te belazeren met kleine lettertjes? De 5 valkuilen bij autohuur in het buitenland en wat je daar volgens de Consumentenbond aan kunt doen. [1] 
    • Een kwart van de klanten boekt zijn reis bij Jan Doets via internet. ,,Bij veel online aanbieders blijft het bij een vlucht en een hotel. Wij bieden zeventien verschillende diensten aan per reis. Denk daarbij aan autohuur, camperhuur, maar ook aan excursies en helikoptervluchten. Je moet van goede huize komen om dat allemaal mooi te kunnen mixen. Mensen geven al gauw 10.000 euro uit aan een reis, dan is het natuurlijk fijn als je kan overleggen over bijvoorbeeld de tijd van de helikoptervlucht.” [2] 
    • Consumenten kunnen straks makkelijker online gaan shoppen, zowel voor kleding en andere goederen als voor bijvoorbeeld hotelboekingen, autohuur en toegangskaartjes voor pretparken en muziekfestivals. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord autohuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Tubantia Marcia Nieuwenhuis 10-01-17, Vijf tips om niet opgelicht te worden bij autoverhuur
  2. Tubantia Vincent Krijtenburg 04-10-17 Zo leidt Zakenvrouw 2017 Elske Doets haar reisorganisatie
  3. Tubantia Frans Boogaard 06-02-18, Onlineshoppen over de grens straks makkelijker
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.