ausculteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aus·cul·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van het Franse ausculter (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ausculteren
ausculteerde
geausculteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

ausculteren [1]

  1. overgankelijk (toe)luisteren
  2. overgankelijk (medisch) luisteren naar de geluiden in het lichaam
    • De dokter bevoelde zijn pols en ausculteerde zijn hart. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ausculteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.