assisteren
Nederlands
Woordafbreking
- as·sis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijstaan’ voor het eerst aangetroffen in 1496 [1]
- afgeleid van het Franse assister (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
assisteren /ˌɑsɪsˈteːrə(n)/ |
assisteerde /ˌɑsɪsˈteːrdə/ |
geassisteerd /ɣəˌʔɑsɪsˈteːrt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
assisteren
- overgankelijk een helpende hand bieden
- De oude man werd geassisteerd bij het uitstappen uit de auto.
- De brandweer werd geassisteerd door de politie om de omgeving veilig te houden.
Vertalingen
1. een helpende hand bieden
Gangbaarheid
- Het woord assisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'assisteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.