asielhond

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  asielhond    (hulp, bestand)
  • IPA: /'asilˌhɔnt/
Woordafbreking
  • asiel·hond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord asielhond asielhonden
verkleinwoord asielhondje asielhondjes

Zelfstandig naamwoord

asielhond m [1]

  1. een hond die geen baasje heeft en (tijdelijk) in een dierenopvang leeft
    • De Stichting KNGF Geleidehonden bestaat komend jaar tachtig jaar. De afgelopen acht decennia zijn duizenden honden opgeleid om blinde mensen te helpen. Vroeger waren het volwassen asielhonden, tegenwoordig worden puppy’s speciaal gefokt om geleidehond te worden. [2] 
    • Het besluit om een nieuw baasje te zoeken neemt ze met enorme pijn in haar hart, vertelt ze in haar woning. Haar hond, een asielhond uit het Spaanse Valencia, is haar alles. Haar trots. Haar kindje. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord asielhond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.