artritis
Nederlands
Woordafbreking
- ar·tri·tis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘gewrichtsontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- met het voorvoegsel artro- en met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | artritis | - |
verkleinwoord | - | - |
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord artritis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'artritis' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.