artritis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·tri·tis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘gewrichtsontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • met het voorvoegsel artro- en met het achtervoegsel -itis [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord artritis -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

artritis v

  1. (medisch) gewrichtsontsteking
Hyperoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord artritis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.