armatuur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·ma·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draagconstructie’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord armatuur armaturen
verkleinwoord armatuurtje armatuurtjes

Zelfstandig naamwoord

armatuur v [3]

  1. wapening van een constructie
  2. (elektrotechniek) houder voor een of meer lampen
  3. (natuurkunde) anker van een elektromagneet
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord armatuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.