armada

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  armada    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑrˈmada/
Woordafbreking
  • ar·ma·da
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘oorlogsvloot’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord armada armada's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

armada v / m [3]

  1. grote oorlogsvloot

Gangbaarheid

  • Het woord armada staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Occitaans

Uitspraak
  • IPA: /ar'maδo/
Woordafbreking
  • ar·ma·da

Zelfstandig naamwoord

armada v

  1. leger
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.