architraaf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·chi·traaf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘hoofdbalk’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • uit het Italiaans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord architraaf architraven
verkleinwoord architraafje architraafjes

Zelfstandig naamwoord

architraaf v / m [3]

  1. (bouwkunde) in de bouwkunst uit het Midden-Oosten, de Griekse en de Romeinse architectuur de onderste dragende balk in het hoofdgestel (kroonwerk) van een gebouw
  2. (bouwkunde) onderste vlakke gedeelte aan een kroonlijst, de gevellijst
  3. (bouwkunde) (houten) lijst als sierafwerking rondom een kozijn
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord architraaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.