arbitrage

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·bi·tra·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bemiddeling’ voor het eerst aangetroffen in 1503 [1]
  • Naamwoord van handeling van arbitreren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord arbitrage arbitrages
verkleinwoord arbitragetje arbitragetjes

Zelfstandig naamwoord

arbitrage v

  1. het handelen van een scheidsrechter of arbiter (spraakgebruik)
    • De arbitrage was in handen van een internationaal geroemde scheidsrechter. 
  1. (juridisch) het resultaat van het handelen van een arbiter
  2. het gelijktijdig op verschillende markten kopen en verkopen om gebruik te maken van koersverschillen, handelsarbitrage
Verwante begrippen
  • scheidsgerecht
Hyponiemen
  • handelsarbitrage
Afgeleide begrippen
  • arbitragehof, arbitrageprocedure
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord arbitrage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.