apporteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·por·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘terugbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse apporter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apporteren
apporteerde
geapporteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

apporteren [3]

  1. overgankelijk (een weggeworpen voorwerp of aangeschoten wild) terugbrengen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord apporteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.