appellant
Nederlands
Woordafbreking
- ap·pel·lant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iem. die in hoger beroep gaat’ voor het eerst aangetroffen in 1467 [1]
- Naamwoord van handeling van appelleren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appellant | appellanten |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord appellant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'appellant' herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.