antraciet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- an·tra·ciet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘steenkoolsoort’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- afgeleid van het Latijnse anthrax (met het achtervoegsel -iet) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antraciet | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
antraciet o m [3]
- een vorm van steenkool die sterk verhit is geweest
- (kleur) zwartgrijze kleur
Vertalingen
1. een vorm aan steenkopl die hoge temperatuur heeft gehad
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | antraciet | antracieter | antracietst |
verbogen | antraciete | antracietere | antracietste |
partitief | antraciets | antracieters | - |
Gangbaarheid
- Het woord antraciet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'antraciet' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.