ansikt

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑnsɪkt /
Woordafbreking
  • an·sikt
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
  • Afgeleid van het Noorse zelfstandige naamwoord sikt met het voorvoegsel an-
Naar frequentie 1424
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ansikt     ansiktet     ansikt
ansikter  
  ansikta
ansiktene  
genitief   ansikts     ansiktets     ansikts
ansikters  
  ansiktas
ansiktenes  

Zelfstandig naamwoord

ansikt, o

  1. (anatomie) aangezicht, gelaat, gezicht
  1. «Spanske leger har for andre gang i historien klart å lage et nytt ansikt på et menneske.»
    Spaanse artsen zijn er voor de tweede keer in de geschiedenis in geslaagd bij een mens een nieuw gezicht te creëren.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • skjære ansikter
grimassen trekken

Zelfstandig naamwoord

ansikt, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van ansikt
Schrijfwijzen
  • ansikter


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈɑnsɪkt /
Woordafbreking
  • an·sikt
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Nederduits
  • Afgeleid van het Nynorske zelfstandige naamwoord sikt met het voorvoegsel an-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ansikt     ansiktet     ansikt     ansikta  

Zelfstandig naamwoord

ansikt, o

  1. (anatomie) aangezicht, gelaat, gezicht
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

ansikt, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van ansikt
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.