annonce

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • an·non·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord annonce annonces
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

annonce v/m

  1. advertentie
  2. aankondiging
Vertalingen
    2. aankondiging   

Gangbaarheid
  • Het woord annonce staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen
  1. annonce op website: Etymologiebank.nl

Frans
Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  annonce     l'annonce     annonces     les annonces  

Zelfstandig naamwoord

annonce v

  1. advertentie
  1. «Mettre une annonce dans le journal.»
    Een advertentie in de krant zetten.
  2. aankondiging, mededeling, bekendmaking (zowel mondeling als schriftelijk)

Werkwoord
vervoeging van
annoncer

annonce

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van annoncer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van annoncer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van annoncer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.