ambieerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bi·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
ambiëren

ambieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ambiëren
    • Ik ambieerde. 
    • Jij ambieerde. 
    • Hij, zij, het ambieerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.