ambiguïteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bi·guï·teit, am·bi·gu·iteit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dubbelzinnigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
  • afgeleid van ambigu met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ambiguïteit ambiguïteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ambiguïteit [3] v

  1. dubbelzinnigheid
Verwante begrippen
  • equivociteit
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ambiguïteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.