ambiguïteit
Nederlands
Woordafbreking
- am·bi·guï·teit, am·bi·gu·iteit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dubbelzinnigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
- afgeleid van ambigu met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambiguïteit | ambiguïteiten |
verkleinwoord | - | - |
Verwante begrippen
- equivociteit
Gangbaarheid
- Het woord ambiguïteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ambiguïteit' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.