ambiëren
Nederlands
Woordafbreking
- am·bië·ren, am·bi·eren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dingen naar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ambiëren |
ambieerde |
geambieerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ambiëren
- inergatief naar iets streven
Vertalingen
1. naar iets streven
Gangbaarheid
- Het woord ambiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ambiëren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.