alliëren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·li·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
alliëren
allieerde
geallieerd
zwak -d volledig

Werkwoord

alliëren [3]

  1. overgankelijk samensmelten
  2. In het bijzonder: vermengen van verschillende metalen, legeren
  3. (militair) wederkerend zich ~: een bondgenootschap sluiten
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alliëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.