alarmeren
Nederlands
Woordafbreking
- alar·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
alarmeren |
alarmeerde |
gealarmeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
alarmeren
- overgankelijk door alarm oproepen of bijeenroepen
- De politie alarmeerde de brandweer na het ongeluk.
- overgankelijk in opschudding brengen
- Gealarmeerd door de Spaanse successen besloot koningin Elizabeth van Engeland tussen beide te komen in het conflict.
Vertalingen
1. door alarm oproepen of bijeenroepen
Gangbaarheid
- Het woord alarmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'alarmeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.