aks
Nederlands
Woordafbreking
- aks
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijl’ voor het eerst aangetroffen in 901.[1]
- Uit Middelnederlands a(e)xe, a(e)cs ‘bijl, strijdbijl, timmermansbijl’,[2] uit Oergermaans *akwesī.[3] Evenals Nederduits Ääks, Duits Axt, Fries akse(bile), hakse(bile), Engels axe, Oudnoords øx en Gotisch aqizi.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aks | aksen |
verkleinwoord | aksje | aksjes |
Gangbaarheid
- Het woord aks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aks' herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "aks" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- aks op website: Etymologiebank.nl
- Guus Kroonen, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013, blz. 19.
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.