airconditioner

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • air·con·di·ti·o·ner
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord airconditioner airconditioners
verkleinwoord airconditionertje airconditionertjes

Zelfstandig naamwoord

airconditioner m

  1. een apparaat dat voor airconditioning zorgt
    • Wil je de airconditioner even aanzetten? 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord airconditioner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.