airbus
Nederlands
![](../I/m/Logo_Airbus_2014.svg.png)
logo van airbus
Woordafbreking
- air·bus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van air zn "lucht" en bus zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | airbus | airbussen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
airbus m
- Europees samenwerkingsverband tussen Franse, Duitse en Spaanse vliegtuigbouwers
- Bij Airbus werken in Groot-Brittannië 14.000 mensen en de activiteiten van de onderneming zijn goed voor naar schatting 110.000 andere banen. [1]
- De luchtvaartmaatschappij gaat met toestellen van het type Airbus A350-900ULR vliegen op het traject. Die tweemotorige toestellen beschikken onder meer over extra brandstofcapaciteit en zijn relatief licht. Producent Airbus omschrijft het passagiersvliegtuig als „extreem efficiënt”. [2]
- groot passagiersvliegtuig
Gangbaarheid
- Het woord airbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'airbus' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Reformatorisch Dagblad 22 juni 2018 Oliefondsen stralen op positieve beurzen
- De Telegraaf 30 mei 2018 Singapore Airlines komt met langste lijnvlucht
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.