airbus

Nederlands

logo van airbus
Uitspraak
Woordafbreking
  • air·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord airbus airbussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

airbus m

  1. Europees samenwerkingsverband tussen Franse, Duitse en Spaanse vliegtuigbouwers
    • Bij Airbus werken in Groot-Brittannië 14.000 mensen en de activiteiten van de onderneming zijn goed voor naar schatting 110.000 andere banen. [1] 
    • De luchtvaartmaatschappij gaat met toestellen van het type Airbus A350-900ULR vliegen op het traject. Die tweemotorige toestellen beschikken onder meer over extra brandstofcapaciteit en zijn relatief licht. Producent Airbus omschrijft het passagiersvliegtuig als „extreem efficiënt”. [2] 
  1. groot passagiersvliegtuig
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord airbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 22 juni 2018 Oliefondsen stralen op positieve beurzen
  2. De Telegraaf 30 mei 2018 Singapore Airlines komt met langste lijnvlucht
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.