aidslijder

• Geluid:  aidslijder    (hulp, bestand)

• aids·lij·der

• samenstelling van  aids zn  en  lijder zn  [1]

aidslijder m

1. (medisch) aidspatiënt

1. • Omdat geen van de tweehonderd andere weeshuizen in het straatarme Caribisch land kinderen van aidslijders of met hiv-geïnfecteerde kinderen wenste op te nemen. Eind jaren negentig stierven in het Regenbooghuis nog jaarlijks twee tot drie kinderen aan de gevolgen van aids. Maar de laatste jaren hebben ze hier om niemand meer hoeven treuren.[2] 

1. • Helaas, er zijn helemaal niet minder aids-geïnfecteerden dan een jaar geleden, het is alleen een kwestie van anders tellen. De statistici van de Verenigde Naties in Genève hanteren ‘betere’ rekenmethodes dan een jaar geleden, toen zij nog eindigden op 39,5 miljoen. Dankzij die nieuwe telmethode zijn vooral in India miljoenen aidslijders verdwenen.[3] 

2. (pejoratief) (verouderd) klootzak, vaak in combinatie met flikker

• [2] teringlijder, tyfuslijder

• Het woord aidslijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.