afwinden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·win·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwinden
wond af
afgewonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

afwinden

  1. overgankelijk een opgewonden draad van een klos afwikkelen
    • Ik heb dit garen nog niet afgewonden. 
  1. overgankelijk (scheepvaart) met winden een schip weer vlot zien te krijgen
    • Zij slaagden erin het schip af te winden. 

Gangbaarheid

  • Het woord afwinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.