afwering
Nederlands
Woordafbreking
- af·we·ring
Zelfstandig naamwoord
afwering v
- verdediging of bescherming tegen iets of iemand
- Het andere reliëf is een allegorie van de bescherming tegen verraad: een liggende mansfiguur met een ooievaar die ter afwering van de verraderlijke aanvallen van de nachtuil een takje van de plataan in de bek heeft. [2]
- tegengaan dat iets gebeurt
- Hagelkruisen plaatste men sedert de vroege middeleeuwen op kruispunten van landwegen, ter afwering van hagel en onweer. [3]
- (sport) (vechtsporten) techniek waarmee men voorkomt dat een aanval van de tegenstander succes heeft
- Mijn dochter, die van jongs af aan al in de dojo rondloopt, heeft op de middelbare school één keer meegemaakt dat een jongen haar wilde betasten. Met een simpele, maar resolute afwering, heeft ze hem duidelijk gemaakt dit niet meer te doen. [4]
Typische woordcombinaties
- ter afwering van
- tot afwering van
Gangbaarheid
- Het woord 'afwering' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afwering' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Denslagen, W. Gouda. (2001) Waanders, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; ISBN 90 400 9515 9; p. 224; geraadpleegd 2018-10-14
- Kolman, C. e.a. Monumenten in Nederland. Noord-Brabant. (1997) Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle; ISBN 90 400 9945 6; p. 59; geraadpleegd 2018-10-14
- Keuvelaar, L. geciteerd in: Hooijmeijer, R. Aikido geeft zelfvertrouwen en maakt weerbaarder (7 december 2017) op website: deSchakelBarendrecht.nl; geraadpleegd 2018-10-14
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.