afwaaien
Nederlands
Woordafbreking
- af·waai·en
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en waaien ww
Werkwoord
afwaaien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afwaaien |
waaide af |
afgewaaid |
zwak -d | volledig |
- vallen door een snelle luchtstroom; afbreken door een snelle luchtstroom; verwijderd worden door een snelle luchtstroom
- Natuurmonumenten waarschuwde om niet het bos in te gaan, omdat er een kans bestaat dat takken afwaaien of bomen omwaaien. Overigens is het gevaar in het bos niet zo groot als tijdens de storm die eind oktober over Nederland trok, omdat er niet veel blad meer aan de bomen zit. [2]
- Op deze manier probeert de optochtcommissie van De Kadolstermennekes elk risico uit te sluiten. "Er zal maar een kind van een wagen afwaaien, dat willen we dus absoluut niet", zegt voorzitter Peter Velner van de optochtcommissie. [3]
- Van Donselaar: "Mocht blijken dat het proces sneller kan verlopen, dan gaan we daar natuurlijk op aansturen. Maar we hebben niets aan schermen die er straks weer afwaaien." [4]
Gangbaarheid
- Het woord afwaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 5 december 2013 Samenvatting: storm raast over het land
- Tubantia 08-02-16 Geen wagens in kinderoptocht Oldenzaal
- Tubantia M. Nieuwenhuis 12 januari 2018 Tienduizenden reizigers de dupe, pas in 2020 windschermen bij hsl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.