afwaaien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwaaien    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfwajə(n)/
Woordafbreking
  • af·waai·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afwaaien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwaaien
waaide af
afgewaaid
zwak -d volledig
  1. vallen door een snelle luchtstroom; afbreken door een snelle luchtstroom; verwijderd worden door een snelle luchtstroom
    • Natuurmonumenten waarschuwde om niet het bos in te gaan, omdat er een kans bestaat dat takken afwaaien of bomen omwaaien. Overigens is het gevaar in het bos niet zo groot als tijdens de storm die eind oktober over Nederland trok, omdat er niet veel blad meer aan de bomen zit. [2] 
    • Op deze manier probeert de optochtcommissie van De Kadolstermennekes elk risico uit te sluiten. "Er zal maar een kind van een wagen afwaaien, dat willen we dus absoluut niet", zegt voorzitter Peter Velner van de optochtcommissie. [3] 
    • Van Donselaar: "Mocht blijken dat het proces sneller kan verlopen, dan gaan we daar natuurlijk op aansturen. Maar we hebben niets aan schermen die er straks weer afwaaien." [4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord afwaaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.