afschieten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afschieten
/'ɑf.sxi.tə(n)/
schoot af
/sxot 'ɑf/
afgeschoten
/'ɑf.xə.sxo.tə(n)/
klasse 2 volledig

Werkwoord

afschieten

  1. overgankelijk met een schot doden
    • De overbevolking in dit gebied wordt bestreden door jaarlijks wild af te schieten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.