afroepen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·roe·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afroepen
riep af
afgeroepen
klasse 7 volledig

Werkwoord

afroepen

  1. overgankelijk het een voor een noemen van namen
    • De artsen gingen de patiënten afroepen op volgorde van alfabet. 
  1. overgankelijk iets zelf veroorzaken, oproepen
    • Zij zijn de problemen aan het afroepen over zichzelf. 

Gangbaarheid

  • Het woord afroepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.