aflebberen
Nederlands
Woordafbreking
- af·leb·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en lebberen
Werkwoord
aflebberen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aflebberen |
lebberde af |
afgelebberd |
zwak -d | volledig |
- afzoenen of aflikken
- Ik moest onderhand denken aan de Utrechtse taxichauffeur die ooit vertelde hoeveel bordeelritjes hij na KNVB-vergaderingen tussen Zeist en Utrecht in de loop der jaren had gemaakt. Hij had het over zeer bekende bobo's. En ik moest denken aan de sportjournalist die mij onlangs vertelde welke beroemde voetbalbestuurders hij in buitenlandse creditcardbordelen een achttienjarige snol had zien aflebberen. Maar daar had hij nooit over geschreven omdat dat de code is. En omdat je vrouw dan weet dat je zelf ook in die tent was, dacht ik simpel.[1]
Gangbaarheid
- Het woord aflebberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- NRC Youp van ’t Hek 31 december 2001
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.