afkondigen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·kon·di·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘in het openbaar bekendmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • samenstelling van  af bw  en  kondigen ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkondigen
kondigde af
afgekondigd
zwak -d volledig

Werkwoord

afkondigen

  1. overgankelijk openbaar maken, bijvoorbeeld van een beslissing
    • Het edict werd de volgende dag afgekondigd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afkondigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.