afkoelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afkoelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ʔɑfkulən/
Woordafbreking
  • af·koe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afkoelen
koelde af
afgekoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

afkoelen

  1. ergatief, onpersoonlijk kouder worden
    • Het water koelde langzaam af. 
  1. overgankelijk kouder doen worden
    • Hij koelde de hete plaat af door er water op te gooien. 
  1. (figuurlijk) minder boos worden
    • Het was moeilijk de verhitte gemoederen af te koelen. 
  1. (kookkunst) een warme bereiding kouder laten worden
    • Je moet de pudding afkoelen om ze stijver te laten worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afkoelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.