afkoelen
Nederlands
Woordafbreking
- af·koe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en koelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afkoelen |
koelde af |
afgekoeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afkoelen
- ergatief, onpersoonlijk kouder worden
- Het water koelde langzaam af.
- overgankelijk kouder doen worden
- Hij koelde de hete plaat af door er water op te gooien.
- (figuurlijk) minder boos worden
- Het was moeilijk de verhitte gemoederen af te koelen.
- (kookkunst) een warme bereiding kouder laten worden
- Je moet de pudding afkoelen om ze stijver te laten worden.
Vertalingen
1. kouder worden
Gangbaarheid
- Het woord afkoelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afkoelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.