afdruk
Nederlands
Woordafbreking
- af·druk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afdruk | afdrukken |
verkleinwoord | afdrukje | afdrukjes |
Zelfstandig naamwoord
afdruk m
- resultaat van het afdrukken op papier of ander materiaal
- De afdruk was erg mooi geworden.
- We zagen de afdruk van een voet in het zand.
Hyponiemen
- contactafdruk, erfelijkheidsafdruk, fotoafdruk, kleurenafdruk, lakafdruk, pootafdruk, schermafdruk, stemafdruk, vingerafdruk, voetafdruk, zegelafdruk
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afdrukken |
afdruk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdrukken
- ... dat ik afdruk.
Gangbaarheid
- Het woord afdruk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afdruk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.