afdrogen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afdrogen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑfdrogə(n)/, /ɑvdrogə(n)/
Woordafbreking
  • af·dro·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afdrogen
droogde af
afgedroogd
zwak -d volledig

Werkwoord

afdrogen

  1. overgankelijk het vocht wegnemen van iets of iemand
    • Voor straf moest hij de vaat afdrogen. 
    • Na het zwemmen moet je je goed afdrogen. 
  1. overgankelijk op verpletterende wijze verslaan
    • Zij werden helemaal afgedroogd door het andere team. 
  1. overgankelijk (informeel) afranselen
    • Hij droogde de vervelende jongen helemaal af. 

Gangbaarheid

  • Het woord afdrogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.