afdak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afdak    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈɑf.dɑk/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɑf.dɑk/
    • (Limburg): /ˈɑv.dɑk/
Woordafbreking
  • af·dak
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Duits abdach [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord afdak afdaken
verkleinwoord afdakje afdakjes

Zelfstandig naamwoord

afdak o

  1. een schuin van een gebouw uitstekend stuk dak dat beschutting verleent aan de buitenmuur
    • Het gaat regenen; laten we even onder het afdakje gaan staan. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afdak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.